Een stukje cultuur dan maar (bij gebrek aan echt nieuws). Mijn goede wijze oude vadertje leerde mij al vroeg de geneugten kennen van een zekere John O’Mill. Hieronder een van de meest gedenkwaardige uit zijn verzamelde werken. Ik geloof zowaar dat de boekjes nog immer te bestellen zijn.
Er kwam eens een melkboerenhond naar de stad,
die onder zijn staart iets merkwaardigs had.
Niet zo maar zo’n ding, dat een ieder verwacht
bij een melkboerenhond van ’t mannelijk geslacht,
Maar ’n sproei- en ’n spuit- en een sprietsapparaat,
zoals er op aarde geen tweede bestaat.
Hij sproeide doorlopend, doch nimmer gehaast,
sloeg nooit iets over, spoot nimmer ernaast.
Geen boom of geen hek of hij hield even stop
en tilde dan sproeizaam zijn achterbeen op.
Geen wonder dat zo iets bewonderaars trok
en druk werd besproken in kennel en hok.
Zo’n beest van een boer
van het platteland
met een blus in de blaas
voor ’n uitslaande brand.
wekt woede en afgunst bij honden van ras,
die ‘t heel zelden brengen tot half zulk een plas.
Ze kwamen hem ruiken gelokt door de geur,
zijn in- en zijn ex- en zijn posterieur.
Het ging hem vervelen dus hief hij zijn poot
en gaf hun de zegen van klein tot groot.
Toen liep ie ’n zaak in en besprenkelde vlot
een openstaand kistje met Engelse sprot
en sprietste nog steeds toen ie eensklaps en hoog
door de schoen van de visboer de straat over vloog.
Waar ie prompt na de landing ’n kind dat daar hinkelde
nog snel en passant op ’t hinkelblok pinkelde.
Dit meesterlijk staaltje van pinkeltechniek
won hem de harten van ’t hondenpubliek.
Nu kwamen de honden van overal
en hielden een holiday spriets festival
En daar is de beste der sprietsers gekomen,
een hond van wel honderd en vijftig bomen,
die met pol van de melkboer, -zo heette de hond-
de vochtige strijd met de bomen aanbond.
Na tweeduizend bomen, waar hij duizend aan loog,
viel de kampioensprietser reeds hopeloos droog.
Zodat deze droogpruim de helft nog niet haalde
van wat onze Pol in zijn eenvoud bestraalde,
Pol die inmiddels de kroeg en de kerk royaal had voorzien van zijn watermerk.
En die na een uurtje de rest van de stad
van stoepgoot tot dakrand besprenkeld had
Waarna hij weer rustig landinwaarts vertrok
naar ’t oude vertrouwde melkboerenhok.
En de arme verslagene ex-sprietskampioen
die d’eerste twee weken geen plasje kon doen,
martelt zich nog steeds het arm hondenbrein:
Hoe ’n hond van ’n melkboer zo waterig kan zijn.
Een vraag die voor Pol en voor velen een weet is,
want Pol lijdt al jaren aan diabetis.