Tenminste… dat mag ik hopen dat het ook weer achter de rug is. Tot op heden klim ik gestaag uit een diep dal. Een dal dat werd veroorzaakt door medicatie. Noodzakelijke medicatie? Vast wel, want ik heb (ouderdomskwalen) diabetes, hoge bloeddruk en iets met cholesterol. Daar kwamen ze achter in dezelfde periode toen ik een nieuwe heup ging scoren. De huisarts schreef wat pillen voor (Metformine) en dat moest het zijn. Alleen werd die dosis steeds iets opgehoogd, op het moment van de operatie aan de heup (een mijlpaal) zat ik op 3 x 500 mg van dat spul per dag. En, ik voelde me er na de initiële gewenningsverschijnselen best goed bij.
Eigenwijs als ik ben wilde ik wel even langs een specialist om te kijken wat deze nieuwe aandoening in het bestaande lijstje zou toevoegen. Een internist, want die kent natuurlijk de interne werking van de mens het beste. Zou je zo denken. Een weekje na de operatie, midden in een voortvarend herstel, viel de afspraak met de internist. Eerst langs een nog niet drs in opleiding (want het Flevo is tegenwoordig een opleidingsziekenhuis) voordat ik mijn opwachting mocht maken bij de daadwerkelijke specialist. Martin, een aardige jonge knul (wat zijn ze jong tegenwoordig). Ik moest “ingeregeld” worden op een zooitje pillen, zodat ik gezond de 150 kan halen qua leeftijd. Naast de Metformine, die verdubbeld werd in dosering, kwam er een pilletje om te plassen, een pilletje voor de hoge bloeddruk en een pilletje voor de cholesterol. Prima, want Martin weet tenslotte wel wat hij doet.
Nou, ondertussen betwijfel ik dat.
Drie dagen later. Het weer was nog in de lente modus, want het was heet en zonnig. Liggend op de tuinbank nadat ik mijn medicatie had genomen kreeg ik ik ineens een aanval van misselijkheid. Niet zomaar misselijk, maar kosten met vulkaankracht. Toen dat was weggetrokken (lees, toen zelfs het gal op was) begon de andere kant op te spelen. Met dezelfde kracht en als bonus van die fijne krampen. En het hield niet op. Mijn zorgvuldig opgebouwde pre-operatieve krachten vloeiden weg en een algehele malaise sloeg toe. Het werd in de loop van een week zo erg dat eten gewoon niet meer ging. Lopen, laat staan verder dan de afstand tuinbank (of bed) naar de wc, was een uitputtingsslag. Als ik al de moed had om mijzelf naar de woonkamer te begeven (bij mij thuis dus op de eerste verdieping) dan moest ik hijgend en puffend met een tollend hoofd 10 minuten bijkomen voordat ik ook maar de energie had om een kop koffie op te tillen. Had ik daarna nog het lef om te gaan douchen (weer een verdieping) dan hing ik half op de verdieping, mijn voeten en benen nog op de trap en had ik weer vijf minuten nodig om enigszins op krachten te komen. Stukje bij beetje gaf mijn lichaam er de brui aan. Ik had nergens meer energie voor. De kleinste inspanning was teveel, veel te veel. Zelfs de verplichte injecties met heparine sloeg ik over want ik kon het gewoon niet opbrengen. Dat resulteerde (had die heupendokter voor gewaarschuwd) dus in een ader die verstopte door een bloedpropje, gelukkig in mijn arm. Oppervlakkige veneuze trombose/Tromboflebitis heet dat dan. Iets wat mijn eega niet vertrouwde dus of ik de dokter maar wilde bellen (7 uur in de avond).
De medische mallemolen
Na een telefoontje naar het Flevo Ziekenhuis mocht ik naar de huisartsen spoedpost komen (een geintje van de verzekeringen want het is gewoon in het ziekenhuis, aan dezelfde balie als de daadwerkelijke eerste hulp) om 20:15 was er een arts beschikbaar om even te kijken. Om 19:30 hield ik het niet meer en heb me in de auto gehesen. steeds zieker wordende (echt) werd ik door Nieke naar het Flevo gereden, de ingang van de spoedpost. Zij parkeerde de auto terwijl ik me zo goed en zo kwaad als het ging naar binnen begaf, toegelaten door zo’n ongeletterde nitwit met een zilver vinkje (want dat is de eerste horde om in Nederland tegenwoordig in aanmerking te komen voor zorg).
Mezelf nauwelijks overeind houden, zwaar steunend op de balie, melde ik mijzelf. Ja, ik heb een afspraak. Ja, pas om 20:15. Nee, ik ga niet in de wachtkamer zitten. DOE NU EEN DOKTER! en ging onderuit. Het werd gewoon zwart. of in ieder geval gespikkeld.
Denk niet dat er toen wel een dokter kwam, of dat die administratie machtswellustelingen met een Duits complex de tegenwoordigheid van geest hadden om me een deur verder de daadwerkelijke spoedpost in te schuiven. Nee hoor, een lege behandelkamer van de artsenpost. Daar mocht ik gaan liggen. Want de arts zou pas om 20:15 komen. volgens afspraak.
Nou, die arts kwam (verdomd, inderdaad om 20:15), begon een lijstje vragen af te werken waar ik nauwelijks de helft nog van begreep en wilde even luisteren met de stethoscoop. Een klemmetje op mijn vinger zou de saturatie enzo meten. Hartslag 220. Ja, dan hoef ik uw bloeddruk ook niet te meten, ik stuur u door. Verstandig. de verpleegster haalde een rolstoel, want lopen was duidelijk geen optie meer. En waar denk je dat ik naar toe werd gereden? Naar een ander kamertjes waar een kenau met een rood jasje aan dezelfde vragenlijst eventjes wilde gaan afwerken. In al mijn ellende ben ik toen maar een beetje uitgevallen. Ben jij een arts? Nee, wil je dan nu een arts halen! En een bed. Want ik ga hier dood (zo voelde het, echt waar). Zwaar beledigd, en waarschijnlijk enigszins geïntimideerd, opende de kenau uiteindelijk de poort van de daadwerkelijke eerste hulp.
Niet dat daarmee de lijdensweg tot een eind komt hoor. Geparkeerd achter een gordijn hoor je van alles voorbij komen, de gezellige collega’s die in de koffiekamer luid lachend elkaar toespreken, de begeleiding (complete familie) van een andere patient die elkaar precies vertellen wat die patient heeft en hoe dat opgelost moet worden (plat amsterdams:”Nee, je mot nauw maar ’s naar ’n echte dokter hoor, die se hier hebbe sijn geen drol waard”).
In het Flevoziekenhuis kunnen ze op de eerste hulp dus geen echo maken. Ze kunnen wel bloed afnemen (pas bij de derde keer raak, maar dat was diezelfde roodgejaste kenau dus het kan ook wraak zijn geweest). Verder lig je daar, niet eens comfortabel, te liggen en te wachten. de trombose wist ik al. en daar concentreerden ze zich op. niet op een patient die in 14 dagen ruim 10 kilo was afgevallen, die uitgedroogd was en die een hartslag van 220 had met een bloeddruk van 110/80. Die kortademig was en die niet helder meer kon antwoorden. Een briefje kreeg ik mee (na een uurtje of 3) voor een spoedafspraak bij de radiologie de volgende ochtend. Voor een echo van de trombose plek.
Met veel vijven en zessen heb ik mezelf de volgende ochtend weer naar dat vermaledijde Flevoziekenhuis gesleept, een kwartier voor de afspraak, zoals verzocht. Nou, dat kwartier heb je ook wel nodig, want je moet eerst een nummertje trekken. samen met veel anderen. Dan moet je zitten wachten tot de ene dame achter de balie de voorgaande bezoekers heeft afgewimpeld, gezellig even heeft bij geluld met haar collega die de volgende balie opent. De aanmeldprocedure duurt daardoor dus gewoon een minuut of 20. Om daarna plaats te nemen in de volgende wachtkamer. 3 kwartier lang. En wanneer je het lef hebt om daar wat van te zeggen (bij de aanmeld balie) krijg je een vaag excuus over levensbedreigende situaties die voorrang hebben. Flikker toch op met je levensbedreigende situaties. Ik zag je toch GVD een dienblad met thee naar binnen schuiven doos. Na de echo, die ineens wel gelijk kon toen ik bij de balie stond, het volgende probleem. Waar moet ik nu heen om te horen wat er aan de hand is? Weer naar de spoedpost dus. Een andere internist, weer bloed afnemen en dus weer een uur verder voor we iets weten. Ja, de bloedresultaten wijzen (onduidelijk) op een ontsteking. Maar de kortademigheid begint nu op te vallen. Longembolie? daar moeten we een scan voor maken. Je zou denken dat er dan direct een scan gemaakt wordt. Maar nee, niet op de spoedpost van het Flevoziekenhuis. Dan krijg je weer een afspraak voor de volgende dag…..
DE CT scan. een herhaling van de vorige ochtend. weer lang wachten en weer diezelfde administratieve mutsen met geen enkel gevoel voor klantvriendelijkheid of service achter de balie. Wijs geworden van de vorige keer ben ik na de scan gelijk doorgelopen naar de interne geneeskunde. De zetel van Martin. Ik moet zeggen dat de dames achter die balie wel alles in het werk stelden om de zaken nu goed aan te pakken. Martin werd weggesleurd bij zijn bruine boterham en maakte tijd voor me. Hij schrok zich de tandjes toen hij me zag. Tja, 10 kg in 14 dagen aan gewicht weg is ook wel een dingetje. Maar goed, wat is de oorzaak van dit alles. Martin heeft ook nog oncoloog op z’n deur staan. Dus is het logisch dat hij direct op zijn eigen vakgebied verder denkt. Hij wilde extra scans maken, maar probeer dat maar eens op vrijdagmiddag om 13:00u. Maandag kon ik terecht bij die verdomde radiologie afdeling. Een heel weekend wachten om te horen of je alvleesklierkanker hebt. Heb je het dan mag je nog 2 jaar meedoen hier en vervolgens mag je je melden bij ofwel de hemelpoort of het vagevuur (ik opteer trouwens voor het laatste, het eerste lijkt me ongelofelijk saai).
Dinsdag, de uitslag. Ik zal jullie de tussenliggende periode besparen. Laat vermeld zijn dat het behoorlijk spannend was. Geen afwijkingen gevonden. Maar wat is het dan? Nou, die fucking Metformine dus.
Ik heb zelf de dosering teruggebracht naar 2 tabletten van 500mg per dag. Ook die cholesteroltroep heb ik door de plee gespoeld. Martin had nog een ander tabletje voor suikerziekte, maar die zijn duurder dus mag je niet zomaar voorschrijven. Nu wel, omdat ik “overgevoelig” ben voor Metformine. Mooi, ik heb er zelf nog wat zink, ijzer en vitamine C aan toegevoegd. En het gaat beter. Mijn energie komt weer langzaam terug, mijn eetlust ook. En het eten blijft gewoon binnen, wat ook wel weer een voordeel is.
Waar dit hele stuk eigenlijk op neer komt is dat wanneer je naar het Flevoziekenhuis gaat je moet weten dat de administrateurs daar de boel runnen. Dat ze geen enkel benul hebben van efficiëntie, patiëntzorg of normale fatsoensnormen. Je bent gewoon de lul als je bent overgeleverd aan de door hun en hun verzekeringsbroodheren verzonnen regeltjes om zichzelf zoveel mogelijk te ontlasten en de kosten besteed aan een patient zoveel mogelijk te minimaliseren.
Blijf er weg, als het even kan.